Zo werkt het
Om warmte uit de grond te halen worden er minstens twee diepe putten geboord naar een voor aardwarmte geschikte aardlaag. Één put pompt het warme water omhoog. Een warmtewisselaar haalt daar de warmte uit zodat we deze kunnen gebruiken. Het afgekoelde water gaat via een andere put weer terug in de grond, in dezelfde diepe aardlaag. Er verdwijnt dus geen water. Dit wordt gewoon teruggegeven aan de bodem. Wij gebruiken alleen de warmte.
Bovengronds staan de putten enkele meters uit elkaar maar in de ondergrond bevindt het uiteinde van deze put zich op ongeveer 1,5 tot 2 kilometer afstand van de eerste put om zo de warmwaterbron, het reservoir, niet te snel af te koelen. Geleidelijk warmt het water in de aarde weer op door de warmte die uit de aardmantel en -korst richting het aardoppervlak stroomt. De gewonnen warmte stroomt dan via een warmtenetwerk van buizen naar woningen, gebouwen en industrie.
Vergunningen en toezicht
Het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM), ziet erop toe dat wanneer er naar aardwarmte wordt geboord, dit op een veilige manier gebeurt voor mens en milieu en in overeenstemming is met wet- en regelgeving. De minister van Economische Zaken en Klimaat (EZK) is de vergunningverlener en bepaalt de kaders voor opsporing en winning van aardwarmte. SodM is adviseur van EZK en ziet toe op de naleving van de wet- en regelgeving, onder andere door winningsplannen te toetsen op aspecten rond veiligheid en milieubescherming. SodM houdt toezicht door de bedrijven te bezoeken en te controleren.